NIDA: CDA luidt de klok, maar waar hangt de klepel?

Buma en Wilders

27-08-2014 Deze week presenteerde het CDA, onder het mom van Vrijheid is een verantwoordelijkheid, een pamflet voor een weerbare democratie. Het CDA roept hierbij op een gezamenlijk front te vormen tegen ‘radicaal moslimextremisme’. Volgens NIDA zijn de oproep en dit pamflet een typisch voorbeeld van de klok horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt.

Laat het duidelijk zijn dat NIDA, met alle liefde, met iedereen zij aan zij een gezamenlijk blok vormt tegen alle vormen van haat, extremisme en bloedvergieten. Dergelijke zaken dienen we vanuit onze collectieve verantwoordelijkheid gezamenlijk te veroordelen, en op alle mogelijke manieren samen te bestrijden. Op radicale wijze, of anders gezegd; vanaf de wortel. Voorbij de symptoombestrijding, dienen we ons te richten op de voedingsbodem. Hiervoor dienen we kritisch te kijken naar onszelf, de samenleving als geheel, van waaruit het probleem is ontstaan.

Goede punten uit het pamflet zijn dat radicalisering wordt bezien vanuit een bredere context, met bijvoorbeeld aandacht voor het belang van investeren in saamhorigheid en het tegengaan van discriminatie en polarisatie. Echter, het paradoxale hieraan is dat de visie die ten grondslag ligt aan dit pamflet doorspekt is met een uitsluitingsmechanisme dat één van de voedingsbodems vormt voor de radicalisering die het zegt te willen bestrijden. Het CDA staart zichzelf – en de toehoorder – blind op het gevaar van ‘buiten’, dat wordt afgezet tegen een meer ideale voorstelling van de ‘eigen’ joodse-christelijke en humanistische traditie en waarden.

Zo schreef Sybrand Buma (CDA) deze week in aanloop naar dit pamflet: Ons gezamenlijke cultuurgoed, dat de joods-christelijke en humanistische traditie omvat, leert ons te denken aan onze naaste, verantwoordelijke en respectvolle burgers te zijn, en de rede boven geweld te plaatsen. Dat geldt ook voor tolerantie ten opzichte van andere religies, levensovertuigingen en opvattingen. Deze tolerantie, waar Nederland vaak om wordt geprezen, wordt door velen terecht gezien als een groot goed. […] Het gaat om het verdedigen van onze westerse joods-christelijke en humanistische waarden tegen het radicale moslimextremisme.”

Allereerst gaat het CDA hiermee voorbij aan politieke partijen en geluiden in onze ‘eigen’ samenleving die zich beroepen op diezelfde ‘joodse-christelijke-humanistische’ retoriek, maar ondertussen uitermate intolerant, disrespectvol, ondemocratisch, hatelijk en onredelijk zijn. Een concreet voorbeeld hiervan is de PVV, waar het CDA niet lang geleden zonder pardon een verbond mee sloot. Waar was het CDA toen in haar gezamenlijk blok tegen moslimhaat/extremisme? En waarom worden deze, nog steeds actuele, vormen van haat en extremisme niet aangestipt en aangepakt in dit pamflet?

Daarbij gaat de (historische) voorstelling die ten grondslag ligt aan het idee van de ‘joods-christelijke-humanistische traditie’ voorbij aan een deel van de oplossing, en deze voorstelling is tevens onderdeel van het probleem.  Zo wordt de opkomst van de rede, wederzijds respect, het seculiere denken in Nederland of in ‘het Westen’ gevrijwaard van ‘buitenlandse invloeden’. Dit terwijl deze ontwikkeling juist het gevolg is van interculturele en interreligieuze kruisbestuiving tussen bestuurders, handelaren en denkers uit de lage landen, en uit bijvoorbeeld het Ottomaanse Rijk en Andalusië.

Denk concreet aan de historische achtergrond van 16e eeuwse leuzen als Liever Turks dan Paaps, waarmee de protestanten in de Lage Landen onder meer de tolerantie in het Ottomaanse Rijk prezen, als ideaal voor de eigen samenleving in hun afkeer tegen het Katholieke Spanje. Of zie de invloed van islamitische filosofen als Ibn Rushd (Averoes), die door menigeen zelfs wordt aangeduid als de grondlegger van het secularistische gedachtegoed in West-Europa. Zoals het CDA terecht wijst op het belang dat kinderen van jongs af aan worden geschoold in het reilen en zeilen van de democratisch rechtstaat, zo is ook aandacht voor deze geschiedenis in het onderwijs broodnodig. Het zijn juist deze inzichten die nodig zijn om te komen tot een beter historisch begrip van ons interculturele en interreligieuze gedeelde verleden, wat nodig is om te bouwen aan een gezamenlijke toekomst.

Met het type uitlatingen als die van de heer Buma, die overigens gangbaar zijn in het publieke en politieke debat, wordt gesuggereerd dat waarden als ‘redelijkheid’, ‘tolerantie’ en ‘respect’ vreemd zouden zijn aan de islamitische traditie. Ondertussen is de perceptie van ‘de moslim’ in het debat al zo vervreemd dat de term ‘moslim’ op zich al zo ‘gewelddadig’ is, dat je als moslim pas ongevaarlijk en acceptabel bent zodra je ‘gematigd’ bent. Deze lijn is niet alleen tekenend voor het publieke en politieke debat, maar deze benadering dringt ook door in beleidsstukken als de huidige Integratienota van Minister Asscher (PvdA).

We zien dat dit wij-zij denken zich uit in maatregelen als het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit van Nederlandse (!) Syriëgangers met een dubbele nationaliteit. Maatregelen als deze komen voort uit gedachten als ‘dit hoort niet thuis in Nederland’ en ‘wij hebben hier niets mee te maken’, waarna we de persoon in kwestie achterlaten met zijn Turkse (?) of Marokkaanse (?) nationaliteit. Alsof het daar wél thuis hoort.

Er is een verschil tussen ergens niets mee te maken hebben, en ergens niets mee te maken wíllen hebben. Deze problemen zijn in onze samenleving ontstaan. In ons midden, dus is dit probleem ons gezamenlijk probleem. Dit is onze collectieve verantwoordelijkheid, en dit moeten wij samen oplossen.

Het begrip ‘tolerantie’ veronderstelt een paternalistische verhouding tussen degene die tolereert en degene die getolereerd wordt. Het is ook deze verhouding die onderdeel is van de voedingsbodem voor radicalisering; een mens wil in zijn of haar eigen land, zijn of haar thuis, niet getolereerd worden. Begrippen als (wederzijdse) erkenning, respect, waardering en acceptatie raken wat dit betreft beter aan de behoefte in onze samenleving.

Het is het uitsluitingsmechanisme in het politieke en publieke debat en soms zelfs in beleid, dit wij-zij denken, dat ten grondslag ligt aan al deze punten. ‘Zij’ worden steeds verder vervreemd van ‘wij’, en het is juist dit uitsluitingsmechanisme dat onderdeel uitmaakt van ieder willekeurig radicaliseringsproces, in welke vorm dan ook. Van hetzelfde laken een pak.

Het moge duidelijk zijn: om op constructieve en duurzame wijze bij te dragen aan een oplossing voor dit probleem, is geen oproep nodig die in essentie bijdraagt aan polarisatie en vervreemding, maar een oproep die in beginsel uitgaat van erkenning, waardering, begrip en verbinding. Meer actie is nodig. Samen gaan we het doen.

NIDA!

Dit artikel verscheen op www.wijblijvenhier.nl 

Meld je aan voor onze nieuwsbrief