Het ‘benoemen’ van de etnische verschillen in de criminaliteitscijfers is tegenwoordig bon ton. Maar zijn die verschillen die steevast in onderzoek worden aangetroffen – met Marokkanen en Antillianen altijd bovenaan – ook relevant voor de aanpak van de jeugdcriminaliteit door de politie in stadswijken? Nee, zo is de conclusie van een langlopend onderzoek in Rotterdamse wijken door Bureau Driessen. De onderzoekers volgden 680 Rotterdamse jongeren van hun twaalfde tot hun achttiende jaar. Drie keer is door middel van enquêtes in beeld gebracht hoe crimineel ze zijn, wie hun vrienden zijn, of ze psychische problemen hebben, wat hun ouders aan de opvoeding doen en wat hun opvattingen zijn. Ook is in de administratie van de politie nagezocht of ze door de politie zijn opgepakt voor criminele feiten. Van de factoren die samenhangen met jeugdcriminaliteit blijkt de herkomst van de jongeren maar weinig gewicht in de schaal te leggen. Er zijn wel verschillen in criminaliteit tussen de etnische groepen, maar binnen de onderzochte Rotterdamse wijken zijn deze verschillen klein en ze zijn niet stabiel. Op de ontwikkeling van crimineel gedrag hebben ‘verkeerde vrienden’ veel meer invloed.
Het onderzoek is te vinden via: http://www.politieenwetenschap.nl/